-
moet
- ik moet lang wachten.
- dan moet je lang wachten.
- jij, je, u moet lang wachten.
- hij, zij, ze moet lang wachten.
- dat moet ook gebeuren.
- wij, we moeten lang wachten.
- jullie moeten lang wachten.
- zij, ze moeten lang wachten.
- ik moest lang wachten.
- jij, je, u moest lang wachten.
- hij, zij, ze moest lang wachten.
- dat moest ook gebeurenwij,
- we moesten lang wachten.
- jullie moesten lang wachten.
- zij, ze moesten lang wachten.
- ik heb lang moeten wachten
- jij, je, u hebt lang moeten wachtenhij,
- zij, ze heeft lang moeten wachten
- het heeft zo moeten zijn.
- wij, we hebben lang moeten wachten
- jullie hebben lang moeten wachten
- zij, ze hebben lang moeten wachten
|
|