-
-
I agree with you
Ik ben het met je eens
-
-
-
-
That is not right
Dat is niet waar
-
I don't agree with you
Ik ben het niet met je eens
-
-
-
-
I don't have to ....
We don't have to...
- Ik hoef niet/geen
- We hoeven niet/geen
-
-
put on (to put on, imperfect)
deed aan (OVT)
-
put on (to put on, present perfect)
(hebben) aangedaan (VTT)
-
-
the jeans
de spijkerbroek(en)
-
the shirt(s)
het overhemd(en)
-
-
the opera (house)
de opera
-
-
best clothes
nette kleren
-
-
-
you can't do that
dat kan niet
-
-
to put on, to wear
aantrekken
-
put on (to put on, imperfect)
Trok aan (OVT)
-
put on (to put on, present perfect)
(hebben) aangetrokken (VTT)
-
it used to be like that
dat was vroeger zo
-
-
-
-
don't have to
hoeven (+niet/geen)
-
didn't have to (don't have to, imperfect)
hoeft (OVT)
-
didn't have to (don't have to, present perfect)
(hebben) gehoeven (VTT)
-
no more, not anymore
niet meer
-
everybody, everyone
iedereen
-
-
the (best) suit(s)
het (nette) pak(ken)
-
then I'll do it
dat moet dan maar
-
to practise a sport
sporten
-
sported (to practise a sport, imperfect)
sportte (OVT)
-
sported (to practise a sport, present perfect)
(hebben) gesport (VTT)
-
-
-
-
-
became (to become, imperfect)
werd (OVT)
-
became (to become, present perfect)
geworden (VTT)
-
-
-
-
-
jogged (to job, imperfect)
jogde (OVT)
-
jogged (to jog, present perfect)
(hebben) gejogd (VTT)
-
track meet(s), athletics meet(s)
de wedstrijd(-en)
-
to participate (in)
meedoen (aan)
-
participated (to participate, imperfect)
deed mee (OVT)
-
participated (to participate, present perfect)
meegedaan (VTT)
-
-
the athlete(s) (female)
de atlete(-s)
-
-
-
walked (to walk, imperfect)
liep (OVT)
-
walked (to walk, present perfect)
(hebben) gelopen (VTT)
-
-
the distance
de afstand(-en)
-
-
explained (to explain, imperfect)
legde uit (OVT)
-
explained (to explain, present perfect)
(hebben) uitgelegd (VTT)
-
in my opinion
volgens mij
-
-
-
the competitor(s)
de concurrent(-en)
-
-
-
the cinema(s), the movie theater(s)
-
the film(s), the movie(s)
de film(-s)
-
-
-
went out (to go out, imperfect)
ging uit (OVT)
-
went out (to go out, present perfect)
uitgegaan (VTT)
-
the weekend(s)
het weekend(-en)
-
-
studied (to study, imperfect)
studeerde (OVT)
-
studied (to study, present perfect)
(hebben) gestudeerd (VTT)
-
-
looked/watched (to look/to watch, imperfect past)
keek (OVT)
-
looked/watched (to look/to watch, present perfect)
(hebben) gekeken (VTT)
-
for instance
bijvoorbeeld
-
to show a film/movie
een film draaien
-
-
-
-
-
-
-
-
lasted (to last, imperfect)
duurde (OVT)
-
lasted (to last, present perfect)
(hebben) geduurd (VTT)
-
-
-
waited (to wait, imperfect)
wachtte (OVT)
-
waited (to wait, present perfect)
(hebben) gewacht (VTT)
-
the entrance(s)
de ingang(-en)
-
Do(n't) you think so (too)?
Vind je (ook) niet?
-
Do(n't) you think....?
Vind je (niet) dat....?
|
|