The flashcards below were created by user
kniknik
on FreezingBlue Flashcards.
-
-
-
-
-
-
-
samenwonen
to live together
-
-
-
-
-
-
-
-
schaal; de
dish; plate; scale
-
-
-
-
-
-
-
-
-
schadevergoeding; de
damages; compensation
-
schaduw; de
shadow; shade
-
-
-
schakelen
to switch; change gear
-
schaken
to play chess; run off with; abduct
-
-
schamen zich
to be ashamed
-
-
schande; de
shame; disgrace
-
scharrelei; het
free range egg
-
-
schat; de
treasure; darling
-
schatkist; de
treasury; exchequer
-
schatten
to estimate; value
-
-
-
-
scheepje; het
little ship
-
-
scheermesje; het
razor blade
-
scheerzeep; het
shaving soap
-
-
scheidsrechter; de
arbiter; umpire
-
schelden
to call names; abuse
-
scheldwoord; het
abusive word
-
-
schenden
to violate; infringe
-
-
-
-
-
-
-
schijnbeweging; de
feint; dummy
-
-
schijngevecht; het
sham fight
-
schil; de
rind; peel; skin
-
-
-
-
schilderij; het
painting; picture
-
schilderkunst; de
art of painting
-
schildersmodel; het
artist's model
-
schimmel; de
grey horse; mould
-
-
-
-
schitterend
splendid; brilliant
-
-
-
schoolgeld; het
school fee
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
schreeuw; de
shout; scream
-
-
schriftelijk
written; in writing
-
schrijfmachine; de
typewriter
-
schrijftaal; de
written language
-
-
-
-
schrikkeldag; de
leap day
-
schrikkeljaar; het
leap year
-
schrikkelmaand; de
February
-
schrikken
to be frightend
-
schroef; de
screw; propeller
-
-
-
schudden
to shake; shuffle
-
schuifbakje; het
sliding box
-
schuilen
to take shelter; hide
-
-
-
-
-
-
-
-
schuttingwoord; het
dirty word
-
-
-
secretaresse; de
secretary
-
-
-
-
-
-
-
-
-
sieraad; het
ornament; jewellery
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
slachten
to slaughter; kill
-
slachthuis; het
slaughter house
-
-
slag; de
blow; stroke; battle
-
-
-
-
-
-
slagroom; de
whipped cream
-
-
-
-
slapeloosheid; de
insomnia
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
slinken
to shrink; go down
-
-
-
-
-
-
slopen
to pull down; demolish
-
-
slot; het
lock; end; castle
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
snappen
to get; grasp; see
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
snuiten
to blow one's nose
-
-
-
-
-
soci(e")teit; de
club; society
-
-
-
-
-
sollicitant; de
candidate
-
sollicitatie; de
application
-
-
-
-
-
-
-
soort; het
sort; kind; type
-
-
-
-
-
-
spanning; de
tension; suspense
-
-
spatader; de
varicose vein
-
-
specialiseren
to specialise
-
-
-
-
spelbreker; de
spoilsport
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
splijten
to split; cleave
-
-
-
spliterwten; de
split peas
-
-
-
spoelen
to rinse; wind a film
-
-
-
-
-
spoor; het
footprint; trace; rails
-
-
-
spot; de
mockery; derision
-
-
-
spreektaal; de
spoken language
-
-
-
-
-
sproeien
to sprinkle; water
-
-
-
spruitjes; de
brussel sprouts
-
-
-
-
-
spuug; het
spittle; saliva
-
-
staan
to stand; become; suit
-
-
-
-
-
-
stadium; het
stage; phase
-
stadswapen; het
city arms
-
-
-
-
-
-
-
stand; de
position; attitude
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
statistiek; de
statistics
-
-
stedelijk
municipal; urban
-
-
-
-
-
-
stekelvarken; het
purcupine
-
-
-
-
stellen
to place; put; set
-
-
-
-
stemming; de
voting; ballot
-
-
stemrecht; het
franchise; right to vote
-
-
-
-
sterkte; de
strength; power
-
-
-
stevig
solid; substantial
-
-
-
-
-
stijgen
to rise; increase
-
-
stikken
to choke; suffocate
-
-
-
-
-
-
-
-
stoep; de
pavement; stoop
-
-
-
-
-
-
-
stoplicht; het
traffic light
-
-
-
-
-
storten
to pour; shed; dump
-
-
-
-
straal; de
ray; beam; radius
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
studente; de
female student
-
-
-
-
stuk; het
piece; document; play
-
-
stuur; het
wheel; handlebar
-
-
-
-
subsidi(e")ren
to subsidize
-
-
-
-
-
-
sympathiek
congenial; nice
-
-
-
-
-
|
|